Hij staarde naar zichzelf in het water, het beeld werd vervaagd door het bewegende water. Zijn zicht op zichzelf werd vervaagd in het water, zoals het drie jaar geleden vervaagde. Toen hij weg moest, alles moest verlaten wat hij ooit had opgebouwd, hij was geliefd geweest in de groep, het was een kleine groep, waarin eigenlijk iedereen geliefd was. Er waren hoogstens 10 katten in de groep geweest, 6 volwassen katten, 4 kittens.
Rune sloot zijn ogen, leven was perfect geweest dat ene jaartje, het gelukkigste jaar in zijn hele leven. Verpest door een simpele actie van zijn vader, hij kon zich niet eens meer herinneren wat dit was, maar ze werden verbannen en Rune moest mee. De eerste reden was omdat hij bij zijn ouders wou blijven, die hij na een week toch alweer zou verlaten, als hij dat had geweten van tevoren. De tweede reden was omdat ze hem toch niet echt meer wouden hebben in de groep, natuurlijk ze zouden hem nog verzorgen, opvoeden en beschermen, maar ze zouden afstandelijk gaan doen, ze zouden hem gaan haten.
Het leven was perfect, te perfect bleek maar weer, al het perfecte moest weggevaagd worden, het mocht niet, het bestond niet, het kon niet.
Hij opende zijn ogen en keek weer in het water, zag zichzelf en zag nog iemand. Een kat, een kitten eigenlijk, Ivy. Verbluft keek hij naar het water, `Ivy?’ mompelde hij zachtjes, hij draaide zijn hoofd om en keek achter zich, maar er was niemand natuurlijk was er niemand. Er zou nooit iemand zijn, niet iemand zoals Ivy, hij zou nooit meer een beste vriend kijken. Verdrietig keek hij naar het water, zag hij Ivy’s glimlach aan en toen vervaagde ze weer. Alsof ze medelijden met hem had, waarom zou ze? Waarschijnlijk was ze alleen maar verschrikkelijk boos op hem.
Als hij haar ooit nog zou zien, hij zou niet weten wat hij zou moeten zeggen, hoe hij überhaupt zou reageren. Hij dacht er nooit over na, het maakte hem verdrietig en gefrustreerd, maar hij had gezworen nooit meer zijn gevoelens te uiten. Niet na die dag. Niet meer, nooit meer.
Hij was kapot van binnen, hij wou de tranen laten gaan, maar hij vocht ertegen, hij dwong ze terug, hij was de kater zonder gevoelens en dat zou hij blijven ook. Nooit meer had hij vriendschap gekend, nooit meer had hij liefde gevoeld. Zou het nooit meer voelen, niet meer. Hij bekeek zichzelf nog een keer, vond zijn krachten weer terug, zag zijn eigen schoonheid weer en draaide zich toen om. Om oog in oog te staan met haar.
// Ivy